top of page

Zoekresultaten

21 resultaten gevonden met een lege zoekopdracht

  • De grote spirituele bypass

    Je kent ‘m vast. Die neiging om iets wat je voelt meteen op te lossen, te verklaren of te verheffen tot een spiritueel inzicht. “Het heeft vast zo moeten zijn.” “Alles is energie.” “Ik voel er niks bij, ik heb het losgelaten.” Ja ja. Maar ondertussen heb je het niet echt gevoeld. Sterker nog: je hebt het keurig omzeild. Geen pijn, geen ongemak, geen gedoe. Lekker boven de soep hangen in plaats van met twee voeten in de modder. Dat is de grote spirituele bypass. Het lijkt licht, bewust en wijs, maar ondertussen laat je iets essentieels liggen: jezelf. Want als je zegt dat je boven de situatie staat, terwijl je lijf gespannen is, je hart bonkt en je ogen branden van het ingehouden huilen, dan ben je niet verlicht, dan ben je afwezig. Dan woon je tijdelijk niet meer thuis. Dan geef je jezelf niet wat je nodig hebt. We zeggen zo snel dat we vergeven hebben. Dat we het een plek hebben gegeven. Dat we erboven staan. Maar de waarheid is: als je het niet hebt doorvoeld, dan ligt het nog steeds op de loer. Als een kind in de kelder dat roept om aandacht. Niet omdat het lastig is. Maar omdat het liefde nodig heeft. En die liefde geef je pas als je durft te blijven bij wat je voelt. Zonder het op te lossen. Zonder het mooier te maken. Gewoon. Blijven. Voelen. En weet je? Het duurt meestal niet langer dan 90 seconden. Echt niet. Je valt niet uit elkaar. Je overleeft het. Sterker nog, het lucht op. Pas dan ontstaat er echte ruimte. Dan komt het inzicht niet van boven, maar van binnenuit. En dan hoef je niks meer te zeggen over loslaten of energie of zielenafspraken. Dan bén je gewoon aanwezig. En dat is precies wat jouw systeem, jouw innerlijke kind en jouw volwassen zelf nodig heeft: aanwezigheid. Geen bypass.

  • Waarom ik het woord ‘verwerken’ liever vermijd

    Ik ben het aan het verwerken, zegt ze. Ik probeer het een plekje te geven. Ze kijkt me aan met een dappere glimlach en ik voel het meteen. Daar zit het. Daar zit ze. Vast in haar overtuiging. Verwerken. Een plekje geven. Het klinkt zo netjes en braaf. Alsof er een stappenplan is. Een begin, een midden, een eind. Alsof je met genoeg moeite, reflectie en ademhalingsoefeningen uiteindelijk klaar bent. Maar klaar bestaat sowieso niet. Niet in dit werk. Niet als het over pijn gaat die je lijf heeft onthouden. Niet als het stil werd waar het had moeten schreeuwen. Sommige dingen willen helemaal niet verwerkt worden. Die willen doorleefd worden. Gekend. Erkend. Sommige gebeurtenissen zijn niet te verteren, omdat ze nooit verteerd hoeven te worden. De dood van je kind. Het misbruik dat je lichaam droeg. Het gemis van een moeder die nooit echt moeder kon zijn. Daar zit geen strikje omheen. Geen afronding. Geen klaar. Wat ik zie in opstellingen: Zodra iemand stopt met ‘verwerken’ of het ‘een plekje geven’ en gewoon gaat zijn met wat er is – in al z’n ongemak, onvolmaaktheid en onbegrip – dan gebeurt er iets. Dan ontspant het systeem. Dan hoeft het niet meer weg. Dan mag het erbij horen. En soms, juist dán, ontstaat er iets wat lijkt op heling. Maar dat is geen eindpunt. Het is een opening. Een zachte verschuiving. Een ja tegen het leven zoals het is. Geen oplossing. Wel erkenning. Gewoon zijn.

  • Waarom je moeder niet je beste vriendin kan zijn En andersom.

    Een systemische blik voor dochters en moeders Vanuit de dochter Veel vrouwen zeggen het: mijn moeder is mijn beste vriendin. Maar vaak zit daar iets onder wat niet vrij is. Als kind wilde je misschien niks liever dan gezien worden. Erbij horen. Verbonden zijn. Maar als je moeder emotioneel niet beschikbaar was, of zelf te veel had meegemaakt, dan schoof je op. Je werd haar steun, haar vertrouweling, haar maatje. Niet omdat je dat wilde, maar omdat je geen keus had. Omdat het veiliger voelde dan afgewezen worden. Zo groeit er een loyaliteit die voelt als liefde, maar in feite een overlevingsmechanisme is. Jij boven je moeder. Jij als redder. Jij als vriendin. En later? Dan zeg je: we zijn zo close, we delen alles. Maar de waarheid is: je draagt nog steeds iets wat niet van jou is. Haar eenzaamheid. Haar pijn. Haar onvervulde verlangen. Dat is geen vriendschap. Dat is verstrikking. De systemische beweging Je hoeft niet te buigen. Niet te idealiseren. Niet te fixen. Maar wel de realiteit zien zoals die is. Jij bent het kind. Zij is de moeder. En dat werd omgedraaid. Door dat te erkennen, kan er emotie loskomen. De pijn van het gemis. En juist die mag eindelijk innerlijk gevoeld worden. Niet om het goed te maken. Maar zodat het jou kan loslaten. Vanuit de moeder Sommige moeders zeggen het met trots: mijn dochter is mijn beste vriendin. Maar vaak is dat geen vrije band. Een moeder die zelf tekort is gekomen, leunt emotioneel op haar kind, zonder dat zelf door te hebben. Ze deelt haar twijfels. Haar angsten. Haar verdriet. En het kind luistert. Past zich aan. Wordt te wijs, te groot, te verantwoordelijk. Dat voelt hecht. Maar het is niet gelijkwaardig. Het kind zorgt. En raakt zichzelf kwijt. Systemisch gezien is dit geen volwassen moeder. Dit is een moeder die zelf nog kind is in het systeem. Ze maakt van haar dochter haar anker. Haar troost. Haar bron. Maar een kind kan die plek nooit dragen. Wat dan wel Als moeder hoef je het niet perfect te doen. Maar je mag wel je eigen plek innemen. Je dochter is niet jouw vriendin. Niet jouw redding. Ze is jouw kind. Misschien had jij zelf ook geen moeder die er innerlijk voor je kon zijn. Dan begint het daar. Bij het erkennen van jouw gemis. Jouw leegte. Niet om te klagen. Maar om verantwoordelijkheid te nemen voor wat jij nog vasthoudt. En als jij jouw plek inneemt, ontstaat er lucht. Voor je dochter. Voor jou. Voor wat vrij wil worden tussen jullie.

  • De onzichtbare vorige liefde

    Wat gebeurt er als een eerdere partner niet erkend wordt? Zij – of hij – was er eerder. En systemisch gezien betekent dat: die persoon hoort erbij. Of de relatie nu lang of kort duurde, of er kinderen waren of niet. Als zo’n liefde wordt doodgezwegen, weggelaten of genegeerd, ontstaat er een gat in het familiesysteem. En dat gat werkt door. In een opstelling zie ik dit vaak. Tijdens een opstellingendag komt het bijna wekelijks voorbij. De niet geziene partner. De eerste grote liefde van je vader, je moeder, je opa of oma. En die doen ertoe. Stel je voor: je oma was ooit verloofd, maar haar geliefde overleed voor het huwelijk. Of je moeder wilde trouwen met iemand, maar dat mocht niet van de kerk of het geloof. Of je opa was eigenlijk verliefd op een man, maar leefde met een vrouw omdat dat het enige was wat toen kon. Ook dát leeft voort in het systeem. Die liefdes verdwijnen vaak uit beeld, maar blijven voelbaar in de onderstroom. De weggestopte verlangens, het verdriet, de eenzaamheid. Kinderen of kleinkinderen kunnen dat dragen, zonder te weten waar het vandaan komt. Ze raken verstrikt in iets wat niet van hen is. Het systeem zoekt naar volledigheid. Ook in nieuwe relaties kan het gaan wringen. Als die eerste liefde geen plek krijgt, blijft die voelbaar op de achtergrond. Zelfs als niemand het benoemt. Erkennen is niet verheerlijken. Het is eenvoudigweg zeggen: jij was er eerder. Jij hebt een plek. En die plek is van jou.

  • Waarom ze haar man spaart en zich op die ander richt

    Waarom ze haar man spaart en zich op die ander richt Een cliënt van mij is bedrogen. Haar partner ging vreemd. Maar wie krijgt de schuld? Niet hij. De ander. De vrouw met wie hij het deed. Haar man blijft buiten beeld. En dat zie ik vaak. Het is een slimme overlevingsreactie. Als je nog vast wilt houden aan de relatie, dan is het makkelijker om te denken: hij werd verleid. Dan hoef je niet te voelen: hij koos ervoor om mij te verlaten. Dan blijft het plaatje van hem nog een beetje heel. Dan hoef je de klap niet volledig te voelen. De pijn zoekt een uitweg en dus krijgt die andere vrouw het volle pond. Het is veiliger boos te zijn op iemand van buiten dan op degene die je liefhebt. Soms speelt er iets ouds mee. Iemand die als kind leerde haar woede in te slikken. Die niet leerde aankijken wie echt verantwoordelijk is. Dan gaat die woede zwerven. En komt uit bij de verkeerde. Maar zolang hij niet op zijn plek staat, blijft ook de realiteit verborgen. Pas als hij aangekeken wordt als degene die gekozen heeft, kan zij echt voelen wat er is gebeurd, en wat het met haar doet. Daar begint de heling. Niet door te vechten tegen een ander, maar door de spiegel te durven zien. En trouw te blijven aan wat jij voelt. Zelfs als dat pijn doet. Juist dan.

  • Relaties als spiegels van het systeem

    In relaties herhalen we vaak onbewust de dynamiek uit ons systeem van herkomst. Wat je niet hebt aangekeken in jezelf, projecteer je op je partner. En wat je verzwijgt, uit schaamte, angst of loyaliteit aan vroeger, wordt voelbaar in het veld tussen jullie. De ander voelt dat er iets niet klopt, en dat roept wantrouwen op, zonder dat iemand weet waarom. Wanneer beide partners een soortgelijk trauma dragen, ontstaat er vaak een diepe aantrekking. Je herkent iets in de ander dat je zelf nog niet helemaal hebt doorleefd. Wat je hoopt te ontvangen, zoals liefde, veiligheid of erkenning, lijkt de ander je te kunnen geven. Maar vaak is dat een spiegel van je eigen gemis. Die aantrekkingskracht is een uitnodiging tot heling, maar kan ook leiden tot herhaling van oud zeer.

  • Vrouwen

    Vroeger had ik echt een hekel aan dat “vrouwengedoe”. Je weet wel… van die kringen waarin vrouwen met sjaals en cacao naar de maan zitten te staren. Ik noemde het altijd wijvengedoe. Daar had ik niks mee. Ik vond daar iets van. Want eigenlijk vond ik iets van mijn eigen vrouwelijkheid. Ik had er geen contact mee. Ik onderdrukte het. Het lichaam voelde onveilig. En dan is het makkelijker om er grapjes over te maken dan om het echt te voelen. Maar dat is veranderd. Inmiddels weet ik: ik bén gewoon een vrouw. Een vrouwelijke vrouw. En dat is heerlijk. Zacht én krachtig. Vol gevoel én vol vuur. En ik hoef het niet meer te verklaren, bewijzen of verdedigen. Het is gewoon oké. En nu? Nu begeleid ik zelf een groep, toevallig allemaal vrouwen, in Jazz. Je Authentieke Zelf Zijn. En ja: we zitten niet naar de maan te koekeloeren (dat doe ik wel in m’n eentje hahaha) maar er is wél magie. Vrouwelijke magie. Verbinding. Lichaam. Waarheid. En veel tranen én gelach. Mannen zijn trouwens altijd van harte welkom. In mijn opleiding zijn er ook mannen . Ik hou van de afwisseling. Maar dit stuk… dit gaat even over thuiskomen in jezelf. In je eigen lijf. In je vrouw zijn. Dáár zit precies de veiligheid die ik zocht. En als je daar eenmaal bent? Dan is alles oké 🤍

  • Zonder muren, open en vrij

    Trek jij ook snel je muurtjes op? Zo van: dan word ik niet meer geraakt? De behoefte om met je muren door het leven te gaan lijkt iets universeels. Maar wat ik zelf heb ontdekt: die muren werken niet. Hoe stevig of hoog ze ook zijn, ik word toch geraakt. Getriggerd, gekwetst. Dus als dat gebeurt, kan ik er maar beter bij blijven: bij het pijnlijke gevoel dat opkomt. En onderzoeken welke overtuigingen daaronder liggen. Soms gaat het dieper. Dan blijkt er een angst te zijn om te ontvangen. Vanuit die angst klim je, vaak onbewust, boven je ouders. Op een plek waar je alleen nog kunt geven. Maar als je afdaalt naar je eigen plek, kun je weer ontvangen. Liefde. Maar ook hun pijn. En juist dat laatste willen we niet. Dus scheiden we die pijnlijke delen af in onszelf. We bouwen muren, terwijl we ons eigenlijk heel willen voelen. Heel even lukt dat. Met die muren voelt het alsof alles weer klopt. Maar echte heelheid vraagt iets anders: dat we alle delen verwelkomen. De pijnlijke én de overlevingsdelen. Niet gemakkelijk, wel mogelijk. Met bewustzijn, zachtheid en moed. Je valt er niet van uit elkaar. Je komt juist dichter bij wie je werkelijk bent. Zo begint het gevoel van afgescheidenheid langzaam op te lossen. Open. Vrij. Zonder muren.

  • Controle

    Ik heb lang gedacht dat ik alles onder controle moest houden. Dat ik niet mocht struikelen, niet mocht falen, en zeker niet mocht laten zien dat ik iets niet wist. Maar weet je, ik doe ook maar wat. En ja, soms loop ik vast. Soms ga ik onderuit. In plaats van daartegen te vechten, ben ik maar gaan erkennen dat het zo is. Mijn onhandigheid, mijn mislukkingen, ze horen bij mij. Ze zeggen niks over mijn waarde. Perfectie bestaat niet. En ik ben niet op aarde gezet om aan een standaard te voldoen. Wat ik wél kan doen, is mezelf serieus nemen in wat ik voel. Niet eroverheen praten. Niet verklaren of verbeteren. En ook niet weglachen. Gewoon zijn met wat er is. Mijn hoofd wil graag de regie: als ik het maar begrijp, als ik maar genoeg therapie doe, dan komt het goed. Maar daar zit het ‘m niet in. Het zit in het toelaten. In het doorvoelen. In het durven zijn met wat lastig voelt. En als ik dat doe, echt toelaat wat er speelt, ook al is het ongemakkelijk, dan merk ik: ik hoef mezelf niet meer te veroordelen. Dan komt er ruimte. Rust. Ik ben hier niet om spiritueel perfect te worden. Ik ben hier om mens te zijn. Met alles erop en eraan. En vooral, om te blijven lachen om m’n eigen geklungel.

  • Hoe je met jezelf omgaat is de gebruiksaanwijzing voor de buitenwereld

    Hoe je met jezelf omgaat is de gebruiksaanwijzing voor de buitenwereld Wil je weten waarom mensen over jouw grenzen gaan: kijk maar eens hoe jij dat zelf doet. Hoe je over je eigen grenzen gaat. Waarom je steeds weer teleurgesteld wordt: kijk eens hoe vaak jij jezelf laat vallen. Je bent het voorbeeld voor je omgeving. Hoe jij met jezelf omgaat leest een ander feilloos. Ben je zacht voor jezelf: dan nodig je zachtheid uit. Ben je meedogenloos voor jezelf: dan trek je datzelfde aan. Dat is helemaal geen straf: dat is spiegeling. Je hoeft niet harder je best te doen. Je hoeft geen pleaser te zijn. Je hoeft jezelf niet kleiner te maken om erbij te horen. Je hoeft jezelf alleen maar serieus te nemen: je gevoel, je grenzen, jouw waarheid. Dat is je gebruiksaanwijzing. En hoe duidelijker jij die leeft, hoe duidelijker die voelbaar is voor de wereld om je heen. Dus begin bij jezelf: want daar begint alles.

  • Je kunt niemand redden.

    Je kunt niemand redden. Je kunt er zijn. Stil aanwezig. Grond onder iemands voeten. Maar je kunt het pad niet voor een ander lopen. Ook al zie je precies waar die ander zich verliest – het is niet aan jou om hem of haar eruit te trekken. Je kunt niet dragen wat niet van jou is. Je kunt voelen, spiegelen, naast iemand staan. Maar niet genezen wat een ander niet wil aankijken. Soms is jouw grootste liefde juist: loslaten. Iedere ziel moet zijn eigen weg vinden in het donker. Zijn eigen vragen stellen, eigen pijn onder ogen komen, eigen lessen leren. En soms betekent dat dat jij machteloos toekijkt. Niet omdat je niets doet, maar omdat je het juiste doet: laten. Je geluk ligt niet in de handen van een ander. Niet in erkenning, niet in begrip, niet in liefde van buitenaf. Je geluk is je adem. Je lichaam. Je aanwezigheid. Je geluk is niet breekbaar – alleen je idee ervan is dat. Je geluk is er al, onder alles wat je denkt dat eerst moet helen. Laat los wat je niet kunt dragen. Vergeef jezelf dat je het geprobeerd hebt. En eer de plek in jou die altijd al wist: Ik ben hier om te zijn. Niet om te redden.

  • Liefde

    Liefde, zoals we haar vaak benoemen, is meestal vermomde behoefte. Een honger naar vervulling, samensmelting, erkenning. Maar echte liefde groeit niet uit verlangen of angst. Pas toen ik mijn eigen gevoel van eenzaamheid durfde toe te laten, viel alles stil. Geen zoeken meer. Geen houvast nodig. In de open ruimte van niets-willen begon liefde vanzelf te ademen. Niet als idee. Niet als theorie. Maar als levende kracht, geboren uit het durven voelen, het durven zijn. Het gevoel van eenzaamheid waar we zo bang voor zijn, kan diep en schrijnend voelen. Alsof je uit elkaar valt. Maar juist in het volledige toelaten van die pijn, zonder verzet, opent zich iets groters. Eenzaamheid wordt dan geen wond meer, maar een poort. En liefde wordt geen streven meer, maar een stille, stromende aanwezigheid. Het verlangen en het ik blijken één en hetzelfde. Wanneer verlangen oplost, lost het ik op. Wat overblijft, is liefde zelf.

bottom of page