
Voorbij de reflex: zien hoe diep conditionering werkt
- Sonja Elferink
- 3 dagen geleden
- 2 minuten om te lezen
Na een lange wandeling over het strand belandde ik op het terras van Strand Noord met mijn man Hans en doodle Bram. Ik sta in het damestoilet mijn handen te wassen en zie in de spiegel achter me een lange stoere man richting toilet lopen. Onmiddellijk roep ik: dit is de dames!
Ik voel me vandaag anders heel vrouwelijk, grapte hij terug.
En daar stond ik dan.
Met natte handen, een beetje ongemakkelijk lachend.
Mijn automatische piloot had het alweer overgenomen.
De reflex om te corrigeren, te waarschuwen, te beschermen.
Zonder nadenken.
Alsof ik de poortwachter van het damestoilet was.
Er horen geen mannen op damestoiletten.
Het is zoān klein moment.
Maar precies daar, in die fractie van een seconde, zie ik hoe diep het zit.
Hoe snel we in de rol schieten van degene die de regels bewaakt.
Die zorgt dat het ākloptā.
Dat niemand uit de pas loopt.
Dat alles veilig blijft, overzichtelijk, voorspelbaar.
En hij?
Hij lachte erom.
Speels, licht, niet geraakt.
Alsof hij me uitnodigde om het allemaal wat minder serieus te nemen.
Om te ontspannen in het ongemak.
Om te zien hoe belachelijk strak die lijnen soms zijn die we trekken tussen āhoort welā en āhoort nietā.
Tussen binnen en buiten de lijntjes.
We raakten aan de praat, buiten op het terras.
Over hoe vanzelfsprekend het is om te reageren vanuit wat je kent.
Hoe snel je oordeelt, zonder het door te hebben.
Het is bijna ontroerend, hoe we allemaal onze eigen regels en reflexen hebben.
Hoe we geconditioneerd zijn door ons gezin, onze cultuur, de tijd waarin we leven.
Hoe snel we schrikken als iemand iets āandersā doet.
Hoe vaak we onszelf terugfluiten, of de ander.
Niet eens bewust.
Het gebeurt gewoon.
En toch, precies daar, in dat kleine ongemakkelijke moment, zit de uitnodiging.
Om te kijken.
Om te voelen.
Om te onderzoeken: van wie is deze reflex eigenlijk?
Wie ben ik als ik niet meteen corrigeer, niet meteen invul, niet meteen de controle pak?
En het is precies daar, in het laten gaan van die automatische patronen, dat er iets nieuws kan ontstaan.
Iets vrijers.
Iets speelsers.
Iets wat niet meer gaat over goed of fout, maar over echt contact.
Over mens-zijn, voorbij de hokjes.
Elke keer dat ik mezelf betrap op zoān reflex, kan ik kiezen.
Niet om het perfect te doen, maar om het te zien.
En erom te glimlachen. Geeft niks.
Omdat we allemaal geconditioneerd zijn.
En omdat we, als we dat durven toegeven, elkaar ineens echt kunnen ontmoeten.
Precies daar, op het terras, in het damestoilet, of waar dan ook.
Mens tot mens.
Voorbij de reflex.
Voorbij het oordeel.
Gewoon, echt.
Opmerkingen