Waarom ik mijn collega’s niet zie als concurrentie
- Sonja Elferink

- 24 jul
- 2 minuten om te lezen
Vroeger dacht ik dat het moest. Dat je jezelf moest bewijzen. Je plek veroveren. Je hoofd boven het maaiveld uitsteken, maar niet te ver, want dan werd je kop eraf gemaaid. Altijd dat ongemakkelijke evenwicht tussen jezelf laten zien en niet te veel opvallen. Want collega’s… tja, die waren er ook.
En ergens, diep vanbinnen, zat dat stemmetje: pas op, straks vinden ze je raar.
Ik weet nog goed hoe het voelde. Die lichte spanning als iemand anders een goed idee had. Waarom heb ik dat niet bedacht. Of dat idee had ik ook en dan deed ik er niets mee. En ik lachte het weg, deed alsof het me niet raakte. Maar vanbinnen voelde het ongemakkelijk. Onzekerheid, de angst om niet genoeg te zijn. Tot ik het niet meer volhield. Tot ik merkte dat het me leeg trok. Dat ik steeds meer bezig was met hoe ik overkwam, dan met wat ik eigenlijk wilde bijdragen.
Alsof ik in een onzichtbare wedstrijd zat waar niemand de spelregels kende, maar iedereen toch probeerde te winnen.
En toen kwam het inzicht. Niet in één keer, maar langzaam. Laag voor laag. Door te kijken naar wat er onder die angst zat. Wat ik eigenlijk probeerde te beschermen. Mijn eigenwaarde, mijn bestaansrecht, het gevoel dat ik ertoe doe. En echt? Dat was pijnlijk. Want het betekende dat ik mezelf steeds kleiner maakte. Maar het werkt niet zo. Niet echt.
Als jij groeit, hoeft een ander niet kleiner te worden. Leven is geen optelsom van winnen of verliezen. Er is niet een taart die opraakt als iemand anders een groter stuk neemt. Dat is een oud verhaal. Een familiesysteem misschien, waarin er altijd tekort was. Waarin je moest vechten om gezien te worden.
Maar ik ben geen kind meer. En mijn collega’s zijn geen broers of zussen die met mij om de aandacht van onze ouders strijden.
Wat er gebeurt als ik mijn collega’s niet meer als concurrentie zie? Dan ontstaat er ruimte. Voor samenwerking, voor echte verbinding. Voor het vieren van elkaars successen, zonder dat het iets afdoet aan mijn eigen waarde.
Dan kan ik oprecht blij zijn voor de ander, zonder dat het ten koste gaat van mezelf. Het is niet altijd makkelijk. Soms stak het oude patroon nog de kop op. Dan voedel ik weer een soort afgunst. Zo van jij wel en waarom ik niet. Die angst om overgeslagen te worden. Maar nu hoeft niet meer mijn gedrag te bepalen.
Ik kies ervoor om te delen. Om samen te werken. Om te geloven dat er genoeg is voor iedereen.
En weet je? Het voelt zoveel lichter. Zoveel vrijer. Alsof ik eindelijk adem kan halen, zonder steeds om me heen te hoeven kijken. Dus nee, mijn collega’s zijn geen concurrenten. Ze zijn reisgenoten. Soms spiegels. Soms inspiratie. Soms irritatie, eerlijk is eerlijk. (En dan heb ik zelf mijn innerlijk werk te doen)
Maar bovenal: mensen, net als ik. Met hun eigen angsten, verlangens en dromen. En toen ik dat zag, echt zag, viel er iets van me af. Dan hoef ik niet meer te vechten. Dan mag ik gewoon zijn. En dat is meer dan genoeg.
Liefs Sonja





Prachtig om zo je koers te varen Sonja. Heel inspirerend om te lezen!